Wat is duurzame ontwikkeling?

 

Duurzame ontwikkeling wordt vaak beschouwd als een recent begrip dat gelinkt wordt aan milieubescherming, natuurbehoud of klimaatverandering. 

Duurzame ontwikkeling is eigenlijk een heel oud concept (zie "Een vleugje geschiedenis" hieronder) met tal van facetten die met elkaar verweven zijn en dus niet los van elkaar kunnen worden aangepakt.

In 1983 riepen de Verenigde Naties de Wereldcommissie voor Milieu en Ontwikkeling samen om de term duidelijk te definiëren. Het verslag van deze Commissie, dat in 1987 werd uitgebracht onder de naam Our common future, maar waarnaar vaak wordt verwezen met het 'Brundtland-rapport*', is nu nog steeds een referentie (op internationaal, Europees en Belgisch niveau) voor de strategische definitie van duurzame ontwikkeling.

Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de noden van het heden, zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien in het gedrang te brengen.
Dit begrip hangt samen met twee concepten: 

  • het concept "behoeften", in het bijzonder de essentiële behoeften van de meest behoeftigen, waaraan de hoogste prioriteit moet worden gegeven, en
  • het idee van de beperkingen die de toestand van onze technieken en onze sociale organisatie met zich meebrengt voor het vermogen van de omgeving om aan de huidige en toekomstige behoeften te voldoen.

Deze definitie wordt verderop in de tekst verduidelijkt: 

Duurzame ontwikkeling is echter geen toestand van evenwicht, maar eerder een veranderingsproces waarbij het gebruik van hulpbronnen, de toewijzing van investeringen, de gerichtheid van technologische ontwikkelingen en institutionele veranderingen worden afgestemd op zowel huidige als toekomstige behoeften.

Dit veranderingsproces (of overgangsproces) vereist een aanpak waarbij de belangen op ecologisch, sociaal en economisch vlak hand in hand gaan. 

Regeringen, bedrijven en burgers spelen in dit opzicht een belangrijke rol door samen te werken en strategische keuzes te maken die zowel onze huidige welvaart, welzijn en leefmilieu als die van onze kinderen en kleinkinderen beschermen.

Het Brundtland-rapport heeft ook de weg vrijgemaakt voor de eerste grote VN-conferentie over Milieu en Ontwikkeling, die in 1992 in Rio de Janeiro plaatsvond. Deze conferentie leidde tot een aantal belangrijke conventies, verklaringen en toezeggingen, waarvan de meeste nog steeds van kracht zijn. Het gaat onder meer om: 

Het transversale karakter van duurzame ontwikkeling werd herbevestigd en versterkt tijdens de goedkeuring van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in september 2015.

Als veranderingsprogramma bij uitstek is de Agenda erop gericht onze samenleving, onze economie en ons leefmilieu duurzaam te ontwikkelen, met als leidraad: "Laat niemand achter!" (Leave no one behind). De kern van de Agenda bestaat uit 17 duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) en 169 subdoelstellingen met maatschappelijke, ecologische en economische aspecten, maar ook thema’s als vrede en sterke publieke diensten komen aan bod. Samenwerking en partnerschappen worden voorgesteld als hefbomen om deze doelstellingen te verwezenlijken. 

De drie dimensies van duurzame ontwikkeling (de economische, sociale en milieudimensie) worden dus uitgebreid tot vijf, ook de "5 P’s” genoemd. People, Planet, Prosperity, Peace en Partnership. 

Door vrede expliciet op te nemen als een van de fundamentele aspecten van duurzame ontwikkeling, herstelt de Agenda 2030 de link met het Brundtland-rapport. Daarin werd benadrukt dat milieu-, ontwikkelings- en vredeskwesties nauw met elkaar verbonden zijn en werd de focus gelegd op een aantal gemeenschappelijke mondiale uitdagingen, zoals 

  • de bevolkingsgroei
  • de voedselzekerheid en -voorziening
  • het verdwijnen van ecosystemen en soorten
  • de energieproblematiek
  • de industrialisering
  • de verstedelijking. 

Deze uitdagingen zijn actueler dan ooit en er zijn er intussen nog meer bijgekomen.  


*Naar de naam van de toenmalige Noorse eerste minister Gro Harlem Brundtland, die de opdracht kreeg om een universeel programma uit te werken en een revolutie in gang te zetten in het kader van de VN-conferentie over milieu en ontwikkeling in 1982.

De term ‘duurzame ontwikkeling’ vindt, in tegenstelling tot wat vaak wordt verondersteld, zijn oorsprong niet in het Brundtland-rapport uit 1987. Het concept is ouder en duikt een eerste keer in de literatuur op in de 18de eeuw. In 1713 gebruikt de Duitse Mijnbouwkundige Hans Carl von Carlowitz, het begrip  "nachhaltige Entwicklung" in zijn "Sylvicultura Oeconomica", een term die ook vandaag de dag het Duits is voor "duurzame ontwikkeling".

 

Von Carlowitz was verantwoordelijk voor de zilvermijnen in Kursachsen in Freiberg. De aanvoer van hout voor de mijnbouw was één van de problemen waarmee hij te maken kreeg. Er dreigde in die periode in Duitsland en andere Europese landen een tekort aan hout door afnemende houtvoorraden en een toenemende bevolking. Hout was in die tijd de voornaamste bron voor verwarming in huishoudens en de belangrijkste grondstof om energie te produceren in het kader van industriële processen. Bovendien was hout een belangrijke grondstof voor het vervaardigen van gereedschappen en een onmisbaar materiaal voor de bouw van huizen, gebouwen en schepen. Door overconsumptie dreigde er een tekort. 

 

Vanuit die vaststellingen ontwikkelde Von Carlowitz een visie waarbij hij de 3 pijlers van duurzame ontwikkeling (economie, milieu en sociale aspecten) samenbracht en waarbij hij economische activiteiten kaderde binnen ecologische grenzen. Ook de verantwoordelijkheid voor de toekomstige generaties werd een expliciet onderdeel van die visie.

 

Veel later, kreeg duurzame ontwikkeling, dit keer in een beleidscontext, voor de eerste keer vorm in het rapport van de World Commission on Environment and Development, het zogenaamde "Brundtland-rapport".